De EU Desinformatiewetgeving onder de Loep

Inleiding

De Europese Unie heeft de afgelopen jaren steeds meer stappen ondernomen om de verspreiding van desinformatie te bestrijden door middel van wetgeving en richtlijnen. De zogenaamde ‘Digital Services Act’ (DSA) en de aangescherpte Praktijkcode inzake Desinformatie zijn twee van de belangrijkste instrumenten in deze strijd. Hoewel deze initiatieven met de beste bedoelingen zijn ingevoerd, roepen ze ook tal van kritische vragen en bezwaren op.

De Digital Services Act: Een Dubbelzinnige Beschermer?

De DSA heeft als doel om onlineplatforms verantwoordelijk te houden voor de inhoud die op hun diensten wordt geplaatst, met name door de verspreiding van desinformatie te beperken. Echter, de wet stelt dat platforms verplicht zijn om systemische risico’s te verminderen, maar wie bepaalt wat precies onder ‘desinformatie’ valt?

Kritiekpunten:

  • Vrijheid van Meningsuiting: Er is een voortdurende discussie over waar de grens ligt tussen desinformatie en legitieme meningsuiting. Kritische stemmen waarschuwen dat de DSA de vrijheid van meningsuiting kan beperken door platforms aan te moedigen om te veel terughoudend te zijn met content, uit angst voor zware boetes.
  • Subjectiviteit: De definitie van wat desinformatie is, kan subjectief zijn. Dit geeft platforms en mogelijke toezichthouders een aanzienlijke macht om te bepalen wat waar of onwaar is, wat de weg kan vrijmaken voor censuur.
  • Transparantie en Verantwoordelijkheid: Terwijl de DSA transparantie van platforms eist, is er kritiek dat de handhaving van de wet zelf niet transparant genoeg is. Wie controleert de controleurs, en hoe kunnen burgers zeker zijn dat hun rechten beschermd worden?

De Praktijkcode inzake Desinformatie: Goede Intenties, Maar…

De Praktijkcode tegen Desinformatie, die in 2018 werd geïntroduceerd en later verscherpt, is een vrijwillige zelfreguleringsinstrument dat grote technologiebedrijven zoals Google en Meta hebben ondertekend. De code beoogt de transparantie te vergroten en de verantwoordelijkheid van platforms te benadrukken in de strijd tegen desinformatie.

Kritische Observaties:

  • Vrijwilligheid versus Verplichting: Hoewel de code nu verplicht wordt voor Very Large Online Platforms (VLOPs), blijft de vraag of zelfregulering voldoende is om een complex probleem als desinformatie aan te pakken. De vrijwillige basis kan leiden tot een patchwork van implementatie zonder eenduidige standaarden.
  • Effectiviteit en Meetbaarheid: Het is moeilijk om de effectiviteit van de code te meten. Wat betekent succes in de strijd tegen desinformatie? Hoe wordt de impact van deze maatregelen gekwantificeerd zonder de democratische waarden zoals vrijheid van informatie en diversiteit van meningen te schaden?
  • Algoritmische Beïnvloeding: De code adresseert niet volledig hoe algoritmes kunnen bijdragen aan de verspreiding van desinformatie. Door de nadruk te leggen op contentmoderatie, wordt de rol van aanbevelingsalgoritmes, die vaak op winstmaximalisatie gericht zijn, soms over het hoofd gezien.

Conclusie

De EU’s benadering van desinformatie door middel van wetgeving en codes van praktijk toont een nobel streven om de integriteit van informatie in de digitale ruimte te waarborgen. Echter, de implementatie roept vragen op over de balans tussen bescherming tegen desinformatie en het behoud van democratische waarden. De EU moet blijven evalueren en aanpassen om ervoor te zorgen dat deze wetten niet alleen effectief zijn maar ook respectvol naar de fundamentele rechten van haar burgers. De uitdaging ligt in het creëren van een ecosysteem waar informatie vrij kan stromen, maar waar kwaadwillige desinformatie effectief wordt tegengegaan zonder de vrijheid van meningsuiting te verstikken.